Debatvormen

Rik van Boxtel

House of Commons

Het Britse House of Commons

Op straat, in de media en in de kroeg, overal hoort men het begrip debat. In de Tweede Kamer debatteert men, het maatschappelijk debat moet worden aangeslingerd en er zijn debatwedstrijden. Te pas en te onpas wordt het woord gebruikt, maar wat betekent het? In dit artikel wordt uitgelegd welke debatvormen er zijn en hoe ze in elkaar steken. In het Van Dale woordenboek staat het volgende: Debat, aan regels gebonden discussie. Een debat wordt gevoerd met spelregels en heeft een vooraf bepaalde structuur of opbouw. Er zijn verschillende varianten, met elk z’n regels en structuur.

Stelling

Een discussie heeft een onderwerp nodig om over te discussiëren. Zo’n onderwerp heet in een debat een stelling. Er zijn verschillende soorten stellingen te onderscheiden. Een waardestelling is een stelling met een moreel dilemma, is politiek beladen of is filosofisch van aard. Er is leven na de dood of Euthanasie is een recht zijn hier voorbeelden van. Een beleidsstelling daarentegen stelt een verandering in het huidige beleid voor. Bijvoorbeeld: Coffeeshops moeten gesloten worden of Studenten moeten onbeperkt recht hebben op studiefinanciering. Bij een eloquentia stelling gaat het meer om de vorm dan om de inhoud. De welsprekendheid is van belang en dus kan men inhoudelijk nutteloze stellingen verwachten zoals: Fietsen op woensdag moet verboden worden of Iedereen zou op klompen moeten lopen. In een debat betreft het altijd een partij die tegen, en een partij die voor de stelling is. Of iemand voor of tegen moet pleiten, wordt slechts door loting bepaald en niet door de mening van een persoon zelf. Het kan dus goed voorkomen dat iemand die voor is, tegen moet pleiten of andersom. Hierin zit ook een groot verschil met discussiëren. De rol van voor of tegenstander houd je het hele debat, toegeven is geen optie. Het gaat er namelijk in een debat niet om, om de tegenstander te overtuigen, maar juist om het publiek of de jury te overtuigen. Strikte spreektijden maken het debat een wedstrijd die eerlijk gespeeld kan worden.

Regels

Omdat het parlementair debat de meest gebruikte vorm is en de andere debatvormen het als leidraad gebruiken, worden hier de regels van het parlementair debat uitgelegd. Een debat begint met een stelling, welke 15 minuten voor het debat bekend wordt gemaakt. De indeling van de teams in propositie en oppositie wordt dan ook bekend gemaakt. In het geval van een open stelling moet de propositie een voorstel doen aan de hand van de stelling. Dit voorstel heet de definitie en moet een duidelijke link hebben met de stelling. Bij gesloten stellingen speelt dit in mindere mate, omdat de stelling op zich weinig ruimte meer overlaat voor verandering. De propositie moet aantonen waarom het voorstel goed is. De oppositie hoeft geen nieuw plan te presenteren, geen voorstellen te doen, maar alleen alles wat de voorstander zegt onderuit te schoppen. Een jury beslist wie de winnaar is.

Definitie

De definitie is aan regels gebonden. Als er geen duidelijke link met de stelling is, dan is er sprake van een squirrel en dat is niet toegestaan. De definitie mag ook geen bewijs op zichzelf zijn. Als het inhoudt dat een bepaalde stand van zaken wel of niet bestaat en er is niets tegen in te bregen, heet dat een truism en ook dat is verboden. Ook mogen de definities niet tijdsgebonden zijn, het moet zich nu afspelen. Plaatsgebondenheid mag ook niet als dit onredelijk is. Men mag zich dus niet beperken tot een specifieke plaats, waar de tegenstander redelijkerwijs niets van kan weten.

Vormen

Er zijn verschillende vormen van debatteren. Een naam die velen bekend in de oren zal klinken is het Lagerhuisdebat. Dit is de debatvorm met de minste regels en de meest losse structuur. De naam is afgeleid van het Britse House of Commons, ook wel Lower House genoemd, dat in het Nederlands vertaald wordt als het Lagerhuis. Het is de belangrijkste van de twee kamers in Groot-Brittannië en het is te vergelijken met de Nederlandse Tweede Kamer. Het House of Lords wordt ook wel Hogerhuis genoemd en is enigszins te vergelijken met de Eerste Kamer in Nederland. Het Lagerhuisdebat is dus afgeleid van de discussievorm die men in het House of Commons gebruikt.

Parlementair debat

Het parlementair debat wordt gevoerd door de regering (propositie) en de oppositie. Beide bestaan elk uit twee personen. De propositie verdedigt een waardestelling of een beleidsstelling, de oppositie probeert deze te verwerpen. Beide teams krijgen een kwartier voorbereidingstijd en de propositie mag een eigen draai geven aan de stelling. Dat wil zeggen dat ze de stelling mogen vernauwen, door bijvoorbeeld een deelgebied van de stelling te nemen. Achter Er moet een verbod komen op het roken in uitgaangelegenheden, kan voor jongeren geplakt worden. De eerste persoon van de propositie begint en mag vier minuten pleiten, daarna komt de eerste persoon van de oppositie die ook vier minuten mag spreken. De tweede debater van de propositie is weer aan de beurt en wordt opgevolgt door de oppositionele andere deelnemer, beiden mogen weer vier minuten spreken. Hierna krijgen de tegenstanders van de stelling twee minuten de tijd om een samenvatting te geven van hun argumenten. Als laatste is het woord aan de voorstanders die ook twee minuten krijgen voor een resumé. Bij deze debatvorm is het toegestaan om te interrumperen. Dit is het onderbreken van de argumentatie van de andere partij voor een vraag om toelichting, of onderbouwing van het gezegde. De spreker moet echter wel instemmen met de interruptie. Tijdens de samenvattingen mag er niet onderbroken worden. De jury bepaalt de winnaar van het debat. Er wordt zowel naar de vorm als naar de inhoud gekeken. De oppositie hoeft alleen de argumenten van de propositie te weerleggen om te winnen.

Beleidsdebat

Het beleidsdebat lijkt veel op het parlementair debat, maar is meer inhoudelijk. De stelling is meestal lang van te voren bekend, zodat de debaters zich goed kunnen voorbereiden. Er wordt een goed voorstel gedaan, wat onderbouwd wordt met feiten. Elk jaar wordt door de SSRE het Nederlands Kampioenschap beleidsdebatteren georganiseerd. Deze debatvorm wordt niet zo veel beoefend en dus heet het al snel een NK. Soms wordt gezegd dat deze debatvorm minder interessant is om naar te luisteren. Er is minder interactie en de welsprekendheid is er minder belangrijk dan de inhoud. Het is juist wel heel leerzaam, omdat je leert argumenteren en anderen te overtuigen. De opzet lijkt wel op die van het parlementair debat, maar interrumperen is niet toegestaan afgezien van de cross-examination waar de debaters door elkaar heen mogen spreken. Bij het SSRE debattoernooi wordt een verkorte opbouw gebruikt. Voor- en tegenstanders komen om beurten 2 keer 3 minuten aan het woord, dit zijn de opzetbeurten. Hierna volgt de cross-examination van 4 minuten. De leidraad van het debat zijn de vier standaard geschilpunten die de voorstanders aannemelijk moeten maken en de tegenstanders onderuit moeten halen. De geschilpunten zijn:

  1. De huidige situatie is problematisch of er zijn gemiste voordelen
  2. De problemen of gemiste voordelen zijn inherent aan het gevoerde beleid
  3. De plannen voor het nieuwe beleid zijn uitvoerbaar en doeltreffend
  4. Er zijn geen nadelen of deze wegen niet op tegen de voordelen

In de eerste opzetbeurt moeten minimaal de eerste drie geschilpunten naar voren gebracht worden. De oppositie hoeft alleen maar één van de geschilpunten onderuit te halen, of aantonen dat een kleine verandering in het huidige beleid voldoende is om het probleem op te lossen. Ondanks dat de stellingen lang van te voren bekend zijn en er veel voorbereidingstijd is, wordt pas kort voor het debat de indeling in oppositie en propositie gemaakt.

Eloquentia debat

Bij deze debatvorm gaat het om de welsprekendheid. Overredingskracht, humor, charisma, etc. zijn hier belangrijk. De inhoud doet er eigenlijk niet toe. Sommige studenten maken hiervan hun hobby en proberen te oefenen in de kroeg of tijdens borrels. Het wordt dan ook wel blaten genoemd. Verder zijn er nog allerlei varianten op bovengenoemde soorten debat mogelijk, iedereen kan zijn eigen regels maken en aan het debatteren slaan.

Geschiedenis

Aristoteles is een van de oudste en bekendste figuren die zich bezig heeft gehouden met debatteren. Hij heeft drie overtuigingsmiddelen gedefinieerd: Ethos (uitstraling), dus wie zegt het. Pathos (emoties), dus hoe wordt het gezegd. Tenslotte Logos (argumenten), wat wordt er gezegd. Buiten de formele regels bestaan er dus vele manieren om tot een overwinning te komen, deze zijn hard nodig want de jury bestaat ook maar uit mensen, die altijd gevoelig zijn voor emotie. Het gaat immers niet om het gelijk hebben, maar om het gelijk krijgen.

Meer info:
Debatreglement
Beleidsdebatteren.nl

Publicatie verschenen in Simon Ster 37.2